Het kabinet houdt vast aan een kapot landbouwsysteem. Dat brengt de voedselzekerheid in gevaar, schrijft Volkert Engelsman, voorzitter van voedseltransitienetwerk Robin Food Coalition.
Vorig jaar was het te droog. Dit jaar was te nat. Hierdoor kampen boeren al twee jaar op rij met mislukte oogsten en opbrengstverliezen. Je hoeft geen helderziende te zijn om te weten dat extreem weer niet van tijdelijke aard is en onze landbouw bedreigt.
Het lijkt erop dat de regering dat ook beseft. Kordaat frummelde het kabinet in juli de term ‘voedselzekerheid’ in de naam van het ministerie, dat nu Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) heet.
Dat schept verwachtingen: investeringen in de robuustheid en weerbaarheid van de landbouw. Deze verwachtingen worden versterkt door het rapport Een gedeeld vooruitzicht voor landbouw en voedsel in Europa, dat de bijdrage erkent van biologische landbouw aan milieu- en klimaatbescherming, en aan herstel van bodem en biodiversiteit.
Minister Femke Wiersma heeft alleen wat anders in gedachten. Zij rept met geen woord over duurzaamheid en transitie, maar zet vol in op het ‘doorontwikkelen’ van de bestaande turbo-landbouw.
Extreem weer
Met het oog op voedselzekerheid maakt Wiersma een denkfout. We hebben de natuur nodig om het weerstandsvermogen van de landbouw te verhogen en klimaatverandering het hoofd te bieden. De intensieve landbouw draagt juist bij aan klimaatverandering, de stikstofcrisis en extreem weer. Dan wordt het dweilen met de kraan open.
De problemen die we nu hebben, gaan we, zoals Einstein al zei, ook niet oplossen met het denken waaruit ze zijn voortgekomen.
Daarvoor moeten we af van de tunnelvisie op alleen klimaat- of stikstofproblemen en van het achterhaalde, naoorlogse principe van ‘opbrengst per hectare’. In plaats daarvan moeten we toe naar een integrale visie op ons voedselsysteem, dat weerbare ecosystemen, gezondheid en eerlijke welvaartsverdeling verbindt.
Vanuit die holistische benadering kunnen we inzetten op de eiwittransitie en investeren in biologische landbouw. Die gebruikt meer ruimte om voedsel te verbouwen, maar in harmonie met de natuur. Zonder kunstmest, veevoer en pesticiden.
Die ruimte is er ook.
Wereldwijd gebruiken we 80 procent van de landbouwgrond voor het produceren van veevoer en veeteelt, die beide direct bijdragen aan de klimaat- en stikstofcrisis. 14,5 procent van de wereldwijde broeikasgassen is afkomstig van de veehouderij. Ook leidt het verbouwen van veevoer indirect tot ontbossing en verlies aan biodiversiteit.
Minder dierlijk eiwit
Door onze consumptie van dierlijke eiwitten te verlagen van 60 naar 40 procent creëren we al voldoende ruimte voor biologische landbouw. Dat maakt onze voedselvoorziening gezonder, weerbaarder en efficiënter. Het maakt ons ook minder afhankelijk van de import van veevoer en minder kwetsbaar voor geopolitieke disrupties.
Het ligt voor de hand om de landbouwgrond die we nu gebruiken voor veevoer en veeteelt, te gebruiken voor menselijke consumptie. Zoals een meerderheid van de Nederlanders wil.
Maar het kabinet klampt zich vast aan een kapot systeem en probeert zich met technologische oplossingen uit de crisis te innoveren. Boeren krijgen dure ammoniakwassers aangesmeerd, koeien krijgen anti-methaangaspillen en gentechnologie belooft gouden bergen, terwijl farmaceutische- en bestrijdingsmiddelen de intensieve landbouw in de lucht moeten houden.
Voor boeren betekent dat nog grotere investeringen en een nog grotere afhankelijkheid van de machtige agro-industrie, die met de eiwittransitie en omschakeling naar biologische landbouw haar verdienmodel zou zien verdampen.
Het lijkt er op dat dit kabinet zich voor het karretje van de agro-industrie laat spannen. Willen we echte voedselzekerheid? Dan zullen we zelf in actie moeten komen. Door de eiwittransitie te omarmen en biologische boeren te steunen. Dat kan al door te stemmen met je voeten.
Lees het volledige artikel hier.